Dutch

Hoe en waarom wordt de inschakelstroom gemeten

De inschakelstroom is de piekstroom of tijdelijke stroomstoot die een elektrisch apparaat in gaat als het wordt ingeschakeld.

Neem bijvoorbeeld een auto op een vlak wegdek die in z'n vrij geparkeerd staat met de motor uitgeschakeld. Om deze in beweging te zetten zonder de motor te gebruiken, zou een mens de auto flink moeten aanduwen. Als de auto echter eenmaal in beweging is, draaien de wielen zelf mee en is er minder lichamelijke inspanning nodig.

Die aanvankelijke spierkracht is vergelijkbaar met de inschakelstroom. De daaropvolgende soepele verplaatsing staat gelijk aan de stationaire stroom die optreedt in een motor nadat de tandwielen en rotoren uit stilstand in beweging zijn gebracht.

Om de inschakelstroom te meten, kan een technicus een stroomtang met harde bek of een flexibele stroomtang gebruiken. De inschakelstroom kan alleen worden gemeten met meters die daar een knop voor hebben. Hieronder leest u de stappen voor het meten van de inschakelstroom, in dit geval met de Fluke 381 (zie de afbeelding hierboven):

  1. Schakel het te testen apparaat uit en draai de knop van de meter naar .
  2. Centreer de bek of de flexibele probe rond de spanningvoerende draad van het apparaat.
  3. Druk op de knop voor de inschakelstroom,  op de meter.
  4. Schakel het apparaat in. Op het display van de meter wordt de inschakelstroom (stroompiek) weergegeven.

Waarom is deze meting van belang? Nieuwere motoren met een grotere efficiëntie verbruiken in bedrijf meer stroom dan hun voorgangers. Als een technicus opstartproblemen moet opsporen in de motor of het opstartcircuit, is het handig als hij of zij weet hoe groot de inschakelstroom is. De meetwaarden van de inschakelstroom worden meestal geregistreerd in een log voor preventief onderhoud, zodat deze later geraadpleegd kunnen worden.

Om herhaalbare metingen van de inschakelstroom bij motoren te doen, maken geavanceerde stroomtangen (zoals de Fluke 370-serie of de Fluke 381) gebruik van een 'getriggerde' modus die de meting synchroniseert met de startstroom.

De technicus schakelt de meter in door de knop voor inschakelstroom in te drukken. De meter wordt dan geactiveerd door de inschakelstroom. Nadat de inschakelstroomfunctie is ingeschakeld, worden er in een periode van 100 milliseconden ongeveer 400 samples genomen en wordt de daadwerkelijke inschakelstroom berekend.

Door de inschakelstroom kan op het display van de meter een waarde worden weergegeven die hoger is dan de nominale waarde van de stroomonderbreker en toch schakelt deze niet uit. Hoe kan dat?

De inschakelstroom kan 4 tot 10 keer hoger zijn dan de normale stroom tijdens bedrijf, afhankelijk van het type motor. Als de bedrijfsstroom van een motor acht ampère is en de nominale waarde van de stroomonderbreker is 20 ampère, hoe kan het dan dat een stroomtang een waarde van 40 amp aangeeft?

De reden waarom de onderbreker of de overbelastingseenheid niet doorslaat, is omdat beide apparaten werken met een tijd-versus-stroom-curve. Deze curve (zie grafiek) geeft aan hoeveel stroom er door de onderbreker gaat, en hoe lang, zonder het circuit te openen.

Hoe en waarom wordt de inschakelstroom gemeten